In haar ruim 22-jarige bestaanshistorie heeft REASeuro vele malen werk mogen verrichten op locaties met een significant belang in de (internationale) oorlogshistorie. Eén van deze locaties die onlosmakelijk aan één van de grootste veldslagen op Nederlandse bodem verbonden is, is Hotel Dreyeroord in Oosterbeek. Het veldonderzoek naar in de bodem achtergebleven munitie dat we hier hebben uitgevoerd maakt de geschiedenis tastbaarder én actueler dan ooit.
17 september 1944, dag op dag 76 jaar geleden, was het begin van een apart hoofdstuk in de geschiedenis van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. In Engeland stegen de geallieerde transportvliegtuigen op die in de middag bijna 16.500 geallieerde para’s en luchtlandingseenheden afzetten boven Nederland. Zij vielen echter niet zomaar uit de lucht. Hieraan voorafgaand konden in september ’44 de geallieerde troepen snel oprukken door België; op 3 september werd Brussel bevrijd en de volgende dag Antwerpen. Een week later overschreden Amerikaanse troepen de Belgisch-Nederlandse grens in Zuid-Limburg.
General Dwight D. Eisenhower, bevelhebber van de Supreme Headquarters Allied Expeditionary Force (SHAEF), had in grote lijnen een plan uitgetekend voor de verdere geallieerde opmars. Een grote tangbeweging, gericht tegen de twee grote Duitse industriegebieden Rurh en Saar, moest zorgen voor de uitschakeling van het gros van het Duitse leger. De bevoorrading vormde echter een groot probleem. Sinds de landing op de Normandische stranden in juni ’44, verliep de aanvoer via geïmproviseerde havens. Vanaf daar werd alles per vrachtwagen tot bij de troepen gebracht. De steeds langer wordende aanvoerroutes maakten het oprukken over een breed front niet langer mogelijk. Begin september ’44 viel de keuze op het plan van de Britse veldmaarschalk Bernard L. Montgomery, bevelhebber van de Britse 21ste Legergroep.
Market & Garden
Met zijn plan wilde Montgomery de westelijke Duitse verdedigingslinie (de Westwall) omzeilen en doorstoten naar het Ruhrgebied. De operatie bestond uit twee luiken. Als eerste werden luchtlandingstroepen en parachutisten ingezet, die achter de vijandelijke linies belangrijke rivier- en kanaalovergangen moesten veroveren. Dit onderdeel vanuit de lucht, operatie Market, werd uitgevoerd door de Amerikaanse 82ste en 101ste luchtlandingsdivisies, de Britse 1ste luchtlandingsdivisie en de Poolse 1ste luchtlandingsbrigade. Voor het grondcomponent, operatie Garden, zouden maar liefst drie legerkorpsen vanuit het reeds bevrijde België noordwaarts oprukken. Het XXX British Corps zou de lijn Eindhoven-Nijmegen-Arnhem volgen, waarbij het XII en het VIII British Corps respectievelijk de linker- en rechterflank voor hun rekening namen.
Al op de eerste dag vielen de meeste bruggen in handen van de parachutisten. Alleen de brug over het Wilhelminakanaal bij Best, de Waalbruggen bij Nijmegen en de Rijnbruggen bij Arnhem konden nog niet worden veroverd.
Na inleidende artilleriebeschietingen ging ook operatie Garden van start. Al snel bleek dat de Duitse tegenstand was onderschat tijdens de voorbereiding van de operaties. Na de eerste dag lagen de grondtroepen al twaalf uur achter op schema. De korpsen op de flanken waren bij de start nog niet op volle sterkte. Na te zijn bekomen van de verrassing, trachtten de Duitse troepen zoveel mogelijk tegenstand te bieden. In de periode 19-23 september ’44 werd de corridor tussen Eindhoven en Nijmegen verschillende malen onderbroken.
Ook de Britse luchtlandingstroepen, die bij Wolfheze werden gedropt, hadden af te rekenen met een sterke Duitse tegenstand. Doordat hun landingsterreinen enkele kilometers ten westen van Arnhem lagen, was het verassingseffect veel minder. Gealarmeerd door berichten over luchtlandingen én het toeval dat net bij Arnhem een Duitse pantsereenheid gelegerd lag, maakte dat de Duitse bevelhebbers hier snel konden reageren. Weliswaar was het 2de bataljon van luitenant-kolonel John Frost erin geslaagd de gebouwen op de noordoever nabij de Rijnbruggen te bezetten, zonder versterkingen zou het niet mogelijk zijn om de verkeersbrug in handen te nemen. De nodige versterkingen werden tegengehouden door de 9de SS Pantserdivisie.
Terug naar Oosterbeek
De situatie van de Britse para’s was penibel. Zonder versterkingen was het niet mogelijk om bezit te nemen van de verkeersbrug. Slechte radioverbindingen en het feit dat generaal Robert Urquhart, bevelhebber van de 1ste Britse Luchtlandingsdivisie, twee dagen lang ingesloten zat en geen orders kon geven, zorgden allerminst voor een goede organisatie en coördinatie. Pogingen op de 19de om door de Duitse linies te breken en het bataljon van Frost te ontzetten mislukten.
De gebouwen waarin de mannen van Frost verschanst zaten, werden met zware wapens beschoten. Tijdens een gevechtspauze op de 20ste werd een deel van de gewonden overgedragen. Hierna besloot majoor Gough, die het bevel van de gewond geraakte Frost had overgenomen, een uitbraakpoging te ondernemen in de hoop de hoofdmacht in Oosterbeek te bereiken. Iets waar maar weinigen in slaagden. De hoofdmacht had eveneens belangrijke verliezen geleden in pogingen om de verkeersbrug van Arnhem te bereiken. Daags voordien had Urquhart besloten om af te zien van verdere pogingen en terug te trekken op Oosterbeek. Ook de luchtlandingszones werden opgegeven, wat problematisch was voor de bevoorrading van de Britse para’s. Nog rampzaliger was het feit dat de 19de de Poolse para’s werden gedropt, zonder dat zij op de hoogte waren van de situatie. Slechts een klein aantal kon zich aansluiten bij de Britse troepen.
Van 20 tot 25 september ’44 zaten de Britse en Poolse para’s vast in een gebied dat langs verschillende kanten werd aangevallen. Hoewel de para’s zich goed hadden ingegraven in het beboste gebied, moesten ze langzaam maar zeker terrein prijsgeven. Gerichte artilleriebeschietingen van het 64th Medium Artillery Regiment zorgde er mee voor dat de Duitse aanvallen werden afgeslagen.
Poolse luchtlandingen op 21 september ’44 in de buurt van Driel, brachten weinig verbetering. Het oversteken van de Rijn in de avond van de 22ste en de nacht van 23 op 24 september ging gepaard met zware verliezen. Alleen een tussenkomst van het XXX British Corps kon de para’s redden, maar vanwege verschillende Duitse tegenaanvallen was dit korps nog niet bij Arnhem geraakt.
Hotel Dreyeroord
Een stille getuigenis van de gruwel die de Britse para’s meemaakten in de perimeter van Oosterbeek is het hotel Dreyeroord, bij de para’s ook wel bekend als het ‘witte huis’. Al op 17 september ’44 verschansten Duitse soldaten zich in het hotel om van daaruit de naar Arnhem oprukkende troepen tegen te houden. Enkele dagen later, de 21ste, voerden Britse soldaten van het 7de bataljon The King’s Own Scottish Borderers een aanval uit waarbij de verliezen aan beide zijden groot zijn. Na man-tegen-man gevechten met de bajonet, verlieten de Duitse troepen het hotel.
Zwaar beschadigd kwam het hotel uit de oorlog. In 2016 onderzocht REASeuro de locatie van het hotel. Het oude gebouw zou plaats maken voor een nieuw gastenverblijf. Tijdens onze benaderingswerkzaamheden werden verschillende sporen van de gevechten rond het hotel aangetroffen, zoals magazijnen van Brenguns en Stenguns, diverse klein kaliber munitie (.303), bajonetten, handgranaten en onderdelen van munitie.
Dat de aangetroffen explosieven ruim zeventig jaar in de bodem zitten, maakt ze niet minder gevaarlijk. Gezien de gevechten die rond het hotel en bij uitbreiding in heel Oosterbeek plaatsvonden, is het goed mogelijk dat de achtergebleven explosieven ‘op scherp staan’. Ongecontroleerde handelingen kunnen ervoor zorgen dat het explosief alsnog geactiveerd wordt. Al naargelang het soort munitie, kan de uitwerking (zwaar) letsel toebrengen dan wel dodelijk zijn. In de emmer, in onderstaand figuur, is een Britse rookgranaat zichtbaar. Dergelijke handgranaten werden onder meer gebruikt om tijdens gevechten een rookgordijn aan te leggen.
“All ranks now exhausted…”
Een telegram van Urquhart op de 24ste, na een week strijd, aan het hoofdkwartier van het Britse Luchtlandingskorps maakte duidelijk dat de situatie in Oosterbeek bijzonder precair was geworden. Er was niet veel meer nodig om het bruggenhoofd op de noordelijke Rijnoever ineen te laten stuiken. In geval van een Duitse doorbraak beval de generaal de terugtocht naar de overzijde. Die evacuatie gebeurde uiteindelijk in de nacht van 25 op 26 september. Hiermee was operatie Market Garden voorbij, hoewel de strijd op flanken van de corridor, in de Betuwe en bij Groesbeek nog verder ging.
De operatie had militair-strategisch resultaat dat de geallieerden nu beschikten over een uitstulping in de Duitse linie die als uitvalsbasis voor toekomstige offensieven kon dienen. Geallieerde pogingen om de corridor te verbreden vonden aanvankelijk aan de oostzijde plaats, richting de Maas en Duitsland.
Vanaf medio oktober ’44 verschoof de aandacht naar het westen, ter ondersteuning van de operaties in het kader van de Slag om de Schelde. Deze significante gebeurtenis zullen we in komende edities behandelen, en aan de hand van concrete werkzaamheden tastbaar maken.
Geïnteresseerd in onze expertise en aanpak?
Laat hier uw gegevens achter. We nemen spoedig contact met u op.
Of bel ons via +31 (0)13 518 60 76.