In haar ruim 22-jarige bestaanshistorie heeft REASeuro vele malen werk mogen verrichten op locaties met een significant belang in de (internationale) oorlogshistorie. In de afgelopen twee longreads zijn de eerste operaties die onderdeel uitmaakten van de Slag om de Schelde beschreven en enkele werkzaamheden die REASeuro naar aanleiding hiervan door de jaren heen heeft uitgevoerd. Deze longread zal het laatste deel uitmaken van het drieluik rondom de Slag. Wij zullen u hieronder meenemen in de bevrijding van Zuid- en Noord-Beveland en Walcheren in vier militaire operaties. Ook zullen wederom enkele projecten van REASeuro hieraan verbonden worden.
Hoewel de bevrijding van het gebied rondom Bergen-op-Zoom en Zeeuws-Vlaanderen belangrijke stappen waren naar het openstellen van de Schelde, waren eind oktober de Bevelanden en Walcheren nog in Duitse handen. Om die reden kon de haven van Antwerpen nog steeds niet in gebruik genomen worden. De opmars die ingezet was, moest worden doorgezet. Deze laatste fase van de Slag om de Schelde zou in Zuid-Beveland beginnen.
Een week nadat Woensdrecht op het Brabantse vasteland was bevrijd, werd de aanval op Zuid-Beveland ingezet. Het schiereiland en Walcheren werden verdedigd door de zwakke 70e Duitse Infanteriedivisie, beter bekend als de ‘Maaglijdersdivisie’ of ‘Wittebrooddivisie’. Die naam was ontstaan omdat het aantal gezonde Duitse militairen van de divisie steeds verder uitdunde, waardoor zelfs afgekeurde en zieke dienstplichtigen opgeroepen werden. De eenheid bestond op den duur voor een groot deel uit soldaten die kampten met allerlei maag- en darmklachten. Om de verdediging te versterken, werden door de Duitsers grote delen van Zuid-Beverland vanaf 8 oktober geïnundeerd. Op die manier werden de dijken zo de enige wegen waarlangs de geallieerden zouden kunnen oprukken. Verder werden er allerhande versperringen en mijnenvelden aangelegd. De 2e Canadese Infanteriedivisie zou hiermee vanaf 24 oktober veelvuldig in contact komen.
Onder de noemer Operation Vitality I ging de aanval in de vroege ochtend van start. Het eerste obstakel was de oversteek van de Kreekrakdam die Brabant met Zeeland verbond. Inleidend aan de aanval werden de Duitse stellingen ten westen van de dam beschoten met een deel van de 144 stukken geschut die de operatie zouden ondersteunen. Hierdoor kon de verdedigingslinie nog voor zeven uur ’s ochtends doorbroken worden. De volgende verdediging was opgesteld rondom Bath, net als in mei 1940, maar toen in Nederlandse handen. Ook deze weerstand kon echter snel worden overwonnen. De eerste uren van Operation Vitality I leken de Canadezen het dus voor de wind te gaan, maar al snel stokte de opmars echter in de modder, het water, de mijnenvelden en de stellingen in het Bevelandse landschap. Zo kon pas na felle gevechten en met steun van artillerie en Typhoon-jachtbommenwerpers Rilland-Bath en Krabbendijke op 25 oktober veroverd worden. Hierna trokken steeds meer Duitse troepen zicht terug achter de stellingen aan de westoever van het Kanaal van Zuid-Beveland, de hoofdverdedigingslinie op het schiereiland. Deze zou in de middag van 26 oktober door de eerste Canadese voorhoedes bereikt worden.
Tegelijkertijd met deze opmars, werd Operation Vitality II voorbereid. Dit was de codenaam voor de amfibielanding op de Westerscheldedijk bij Baarland in de Zak van Zuid-Beveland om zo een tweede front achter de hoofdlinie te openen. De Schotse 52e Lowland Infanteriedivisie zou hiervoor om 2:45 uur vanuit Terneuzen vertrekken met 137 Buffalo amfibievoertuigen. Twee uur later kwamen de eerste bataljons aan land. Na de inleidende beschieting van de omgeving van de landingsstranden, waarbij een groot aantal huizen te Hoedekenskerke werd beschadigd, ondervonden de Schotse militairen amper tegenstand. Twee uur later hadden de militairen elkaar bereikt en konden ze het bruggenhoofd verder uitbreiden. Terwijl de eerste versterkingen rond 10:00 uur aankwamen, nam de Duitse weerstand toe. Met spoed waren twee compagnieën uit Walcheren richting Zuid-Beveland gestuurd, waarna deze de landingsstranden onder artillerie- en mortiervuur namen. Hoewel dit ervoor zorgde dat er verschillende voertuigen werden uitgeschakeld, was er op het eind van de dag een front van een kleine vijf kilometer breed en ruim anderhalve kilometer diep gecreëerd. In de dag erna werd de aanvoer van materieel uitgebreid en werden de Buffalo’s weer naar Zeeuws-Vlaanderen verscheept om later ingezet te gaan worden tijdens Operation Infatuate (de bevrijding van Walcheren). De Schotten bewogen zich vrij gemakkelijk verder noordelijk en westelijk en trachtten contact te maken met de Canadezen die nog achter het Kanaal door Zuid-Beveland lagen.
Op 27 oktober voerden de Canadese militairen vier aanvallen uit om het Kanaal door Zuid-Beveland over te steken. De aanvallen bij Wemeldinge mislukten beide keren. Bij Hansweert in het zuiden hadden de Les Fusiliers Mont-Royal om 5:00 uur op 28 oktober meer succes. De Duitse militairen die de sluizen aldaar moesten beschermen waren niet alert, waarna met minimale weerstand 121 Duitse krijgsgevangenen genomen werden. De belangrijkste doorbraak kwam echter nabij het dorpje Vlake. In de avond van 27 oktober staken hier de soldaten van het South Saskatchewan Regiment het kanaal over waarbij zij een klein bruggenhoofd konden creëren. Een Duitse tegenaanval op 28 oktober kon worden afgeslagen, waarna een noodbrug over het kanaal kon worden aangelegd. Hiermee was deze Duitse hoofdlinie definitief gevallen. De opmars over het eiland zou hierna snel verlopen. De Duitse eenheden kwamen via twee zijden in de verdrukking waarna een groot deel naar Walcheren of Noord-Beveland vluchtte. In de nacht van 30 op 31 oktober werd de oostzijde van de Sloedam, de verbinding tussen Zuid-Beveland met Walcheren, bereikt.
Ondertussen was Walcheren uitgeroepen tot het hoofddoel van de Duitse verdediging. Daar werd de Duitse troepenmacht geconcentreerd en dientengevolge kon Noord-Beveland vrij snel gezuiverd worden van Duitse soldaten. Eén Canadese verkenningseenheid maakte in twee dagen, met hulp van het plaatselijke verzet, meer dan zeshonderd Duitse krijgsgevangene. Al met al waren de Bevelanden zonder al te zware gevechten veroverd. Walcheren zou een lastigere klus worden.
De strijd om de Sloedam
De Sloedam was de enige landverbinding tussen Zuid-Beveland en Walcheren. Hierdoor was dit voor de Duitse militaire leiding een uitermate belangrijk punt om te verdedigen. Verschillende bunkers werden door Duitse militairen bezet en zwaar geschut werd overgebracht om de oprukkende Canadezen tegen te houden. Daarbij was in de vroege ochtend van 30 oktober 1944 met explosieven een grote krater van dertig meter breed in het wegdek geslagen, waardoor de dam onbegaanbaar was voor Canadese tanks. De eerste Canadese aanval zou ’s ochtends op 31 oktober plaatsvinden. Door goed gericht spervuur en de relatief onbeschutte opmarsroute liep deze eerste poging volledig vast. Pas in de avond konden alle troepen zich van de dam terugtrekken met veertien doden en vierendertig gewonden als resultaat. Na nog twee mislukte aanvallen, zou op 2 november 1944 pas echt een bruggenhoofd geslagen kunnen worden. Een snelle doortocht zoals op Zuid-Beveland was echter niet het geval. De dam bleef een kwetsbare en vooral dunne strook land dat makkelijk door Duits geschut geraakt kon worden.
Operation Mallard
Op 2 november werden de uitgeputte Canadezen in het bruggenhoofd afgelost door de Schotten van de 52e Lowland Division. Aangezien een verdere opmars nog steeds onmogelijk bleek, werd een alternatief voor de overtocht over de Sloedam bedacht. Even ten zuiden van de dam was een redelijk doorwaadbare plaats aanwezig. Wanneer de Schotten hier over zouden kunnen steken, konden de Duitse stellingen bij de Sloedam in de rug aangevallen worden. De Operation Mallard, zoals de overgang zou gaan heten, werd op 3 november uitgevoerd. Om drie uur ’s nachts vertrokken de eerste bootjes en enkele groepjes te voet uit Nieuwdorp om de oversteek te maken. Het duurde uiteindelijk bijna één uur om de drassige schorren over te steken, maar de Duitse verdediging werd er volledig verrast. De Schotten, en later Canadezen, konden zonder noemenswaardige tegenstand aan land komen. Hierna kon de oostelijke verdediging van Walcheren ontmanteld worden en werden de twee bruggenhoofden op 4 november met elkaar verbonden. De opmars naar Walcheren kon daardoor relatief snel doorgang vinden. Op 7 november was Veere de laatste plaats aan de oostkant van Walcheren die werd ingenomen.
De bombardementen op Walcheren
De zwaarste stukken geschut van Walcheren waren niet op het oosten gericht, maar waren rondom Vlissingen en de westkust opgesteld. Hier waren tijdens de bezetting vele bunkers en batterijen in de duinen aangebracht, waardoor geallieerde scheepsverkeer op de Westerschelde onmogelijk werd gemaakt. Daarom was het uitschakelen van de zware kanonnen aldaar een hoofddoel voor het 1e Canadese Leger. Zonder uitschakeling van dit geschut zou de haven van Antwerpen niet in werking genomen kunnen worden. Naar aanleiding hiervan werd besloten om een zogenaamde ‘offensieve inundatie’ te laten uitvoeren. Het plan was om de Walcherse dijken op verschillende plaatsen te doorbreken met behulp van bombardementen om zo de binnenlandse Duitse stellingen onder water te zetten en de onderlinge communicatie en beweging tussen de overgebleven stellingen te bemoeilijken. Deze overgebleven stellingen zouden hierna met luchtaanvallen ook uitgeschakeld worden. De eerste van deze bombardementen zou plaatsvinden op 3 oktober 1944 op Westkapelle. Om 12.57 uur werden de eerste bommen afgeworpen met een uiteenlopend kaliber van 250 lbs tot en met 4.000 lbs. De 12.000 lbs ‘Tall Boys’ werden deze dag niet ingezet. Het effect van dit bombardement op het dorp was enorm. Zo werd de dijk ten zuiden van het dorp volledig weggevaagd, evenals een deel van het dorp zelf. De kelder van de molen De Roos nabij de dijk veranderde in een massagraf omdat de molen instortte terwijl vierenveertig burgers, waaronder achttien kinderen, zich hierin hadden verscholen. Na de bombardementen kon het zeewater het eiland binnenstromen. Dit leidde echter niet tot het gewenste effect, omdat Westkapelle net wat boven NAP is gelegen. Meer dijken zouden moeten worden doorgebroken. Hierin werd op 7 oktober voorzien toen de Nollendijk bij Vlissingen en de zeewering bij Rammekens werden gebombardeerd. Op 11 oktober werd ook de dijk ten westen van Veere getroffen. Zes dagen later was Westkapelle nogmaals aan de beurt. In totaal is er 2.666 ton aan bommen afgeworpen op de Walcherse zeedijken. Het gewenste effect van inundatie was bereikt, Walcheren stond grotendeels onderwater. Een ander doel werd echter niet behaald; een groot deel van het zware Duitse geschut was op hooggelegen plaatsen in de duinen opgesteld, waardoor deze nog steeds in werking waren. Ook geallieerde luchtaanvallen in de periode daarna konden er niet voor zorgen dat deze volledig uitgeschakeld werden. Deze taak zou uiteindelijk door de “boots on the ground” uitgevoerd moeten worden.
Operation Infatuate I en II
Omdat eind oktober de Sloedam nog niet in geallieerde handen was, was een amfibische landing, zoals bij Baarland, de oplossing om het Walcherse front op een nieuwe locatie te openen. Operation Infatuate zou uit twee delen bestaan, een gelijktijdige landing bij Vlissingen (I) en Westkapelle (II). Dan zouden de gelande grondtroepen de resterende stukken kustgeschut uit moeten schakelen. Om 4:45 uur op 1 november ging Infatuate I van start. De eerste landingsboten met commando’s aan boord vertrokken uit de haven van Breskens om 5:45 uur. Een half uur later zetten ze voet aan wal ze op landingsstrand Uncle Beach, ter hoogte van de Oranjemolen in Vlissingen. Het was van belang om zo snel mogelijk een bruggenhoofd te vormen, voordat er een Duitse tegenaanval plaats zou vinden. Dit lukte, waarna versterkingen aangevoerd konden worden. Omdat de Duitse troepen zich al snel terugtrokken, kon het bruggenhoofd steeds verder worden uitgebreid. Na zware straatgevechten in de stad slaagden de geallieerden erin om aan het einde van de dag de binnenstad grotendeels in te nemen. In de twee dagen erna zou er slechts mondjesmaat vooruitgang worden geboekt, maar zou het grootste deel van Vlissingen toch in geallieerde handen komen.
De belangrijkste operatie was echter Infatuate II bij Westkapelle. Het zware kustgeschut dat in en rondom Westkapelle opgesteld stond, vormde namelijk de grootste bedreiging voor de aanvoerroute naar de haven van Antwerpen. Voorafgaand aan de amfibische landing op 1 november zouden eerst inleidende beschietingen plaatsvinden. Aangezien Westkapelle op het meest westelijke punt van Walcheren lag, konden de Duitse stellingen niet vanuit het vaste land beschoten worden. Hiervoor werd een vloot van voornamelijk kleine schepen, waaronder het slagschip Warspite en de monitors Erebus en Roberts, ingezet. Deze laatste drie schepen waren elk uitgerust met twee stukken BL 15 inch scheepsgeschut dat granaten van zo’n 880 kilogram kon verschieten. Om 8:20 uur werd het vuur geopend. Deze stukken geschut waren echter niet erg accuraat, waardoor van de driehonderd zware granaten die de Warspite op de batterij bij Domburg heeft afgevuurd geen enkele het doel raakte. Desalniettemin kwamen de eerste commando’s om kwart over tien aan land op de drie aangewezen landingsstranden. Eenmaal aan land bleek er weinig vijandelijke infanterie aanwezig te zijn, waarna de commando’s zich opsplitsten. Eén groep zou zich richting het noorden bewegen, één richting het zuiden en één zou het dorp zelf voor zijn rekening nemen. Hoewel de landingsstranden al snel door de Duitse troepen onder vuur werden genomen, was er verder weinig weerstand. De batterijen zorgden nog wel voor enig oponthoud omdat deze goed verdedigd konden worden, echter de geallieerde overmacht was te groot. Na enkele gevechten, werden de batterijen in Westkapelle definitief ingenomen en uitgeschakeld.
Hierna trokken de commando’s versterkt met later aangekomen eenheden verder over de dijken en duinen; een deel naar Vlissingen en een ander deel richting Domburg. Diezelfde dag nog werd de batterij in Domburg uitgeschakeld. De dag erna werd in het zuiden Zoutelande ingenomen en vonden er nog enkele korte gevechten plaats bij Groot-Valkenisse. Een grotere hindernis was echter het Widerstandsnest Carmen in de duinen van Klein-Valkenisse. Hier werd geen inleidende artilleriebeschieting uitgevoerd door de geallieerden, waardoor de Duitse troepen aldaar de mogelijkheid hadden om al hun geschut in te zetten tegen de Britten. Dit kostte de Britten zestien doden en gewonden. De les was geleerd en direct hierna werd een zware artilleriebeschieting op het Duitse verdedigingspunt uitgevoerd en kon deze makkelijk worden ingenomen. Bij het vallen van de avond werd Dishoek bereikt. Na zware gevechten op 3 november kon de kustbatterij ingenomen worden waarmee de Slag om de Schelde feitelijk gestreden was. Er waren geen bedreigende kustbatterijen meer in werking die de aanvoer van schepen naar Antwerpen konden belemmeren. De Duitse troepen in het noorden van Walcheren, gaven zich echter nog niet gewonnen. Tussen Domburg en Vrouwenpolder zou nog van 4 tot 8 november gevochten worden. De werkelijke overgave van Walcheren had echter al op 5 november 1944 plaatsgevonden. Rond 16:30 uur bereikten de eerste geallieerde troepen vanuit Vlissingen Middelburg. De Duitse troepensterkte in Middelburg was vele malen groter dan de geallieerde verkenningscompagnie, echter het was al duidelijk dat de strijd gestreden was, waardoor er geen gevechten meer plaats hebben gevonden. De commandant van de 70e Infanteriedivisie wilde zich echter niet overgeven aan een militair met een lagere rang dan kolonel. Om dit op te lossen leende de Noorse majoor Johnston de ontbrekende onderscheidingstekens van een andere officier en stelde zich aan de Duitse generaal Daser voor als kolonel. Hierop werd de capitulatie ondertekend en konden ruim tweeduizend Duitse militairen in krijgsgevangenschap genomen worden. Walcheren was officieel bevrijd.
REASeuro in Westkapelle
Zoals uit de bovenstaande is gebleken, heeft het dorp Westkapelle vele oorlogshandelingen moeten ondergaan. Naar aanleiding daarvan heeft REASeuro voor de Gemeente Veere een onderzoek uitgevoerd naar twee percelen in het dorp. Hierbij heeft REASeuro alle vijf fasen van onderzoek doorlopen; (1) historisch onderzoek, (2) projectgebonden risicoanalyse, (3) projectplan (4) uitvoering en (5) proces-verbaal oplevering. Uit het historisch onderzoek was namelijk gebleken dat de percelen verdacht waren op verschillende typen munitie: brisantbommen naar aanleiding van de bombardementen op de dijk en de geschutopstellingen, geschutmunitie van de artilleriebeschietingen door de schepen en tijdens de landing en mijnen naar aanleiding van de aangelegde mijnenvelden.
Door het risico op het aantreffen van niet-gesprongen explosieven (NGE) is vervolgens een projectgebonden risicoanalyse uitgevoerd. Hierbij wordt een driedimensionale afbakeningen binnen een NGE-verwacht gebied gemaakt; de penetratiediepte van de afgebakende kalibers uit het historisch onderzoek wordt hier bijvoorbeeld geanalyseerd. Ook worden de werkzaamheden door de opdrachtgever in kaart gebracht, waarna er specifieke adviezen met betrekking tot de wijze van de uitvoering en de te treffen veiligheidsmaatregelen worden gegeven. Hieruit is gebleken dat er tot op de dag van vandaag een risico bestaat op het aantreffen van verschillende soorten NGE, zoals al aangegeven is in het historisch vooronderzoek. Het toucheren en/of bewegen van de NGE of het veroorzaken van trillingen, kan ertoe leiden dat de NGE tot uitwerking komt. Hierdoor is in de risicoanalyse aangeraden om detectie uit te laten voeren.
In de zomer van 2020 is hier een computerondersteunde oppervlakdetectie uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van zowel een enkelsondig als een meersondig detectiesysteem. Met deze systemen worden de afwijkingen in het aardmagnetisch veld gedetecteerd en geografisch vastgelegd. Dit is een passieve detectiemethode waarbij de detectiedata wordt opgeslagen en op een later moment wordt geïnterpreteerd.
Uit de detectiedata is gebleken dat er twee typen terreinen binnen het werkgebied aanwezig waren, Categorie B en Categorie C. Dit onderscheid staat voor gebieden met individueel te onderscheiden significante verstoringen, respectievelijk gebied waarin gedetecteerde verstoringen niet individueel te onderscheiden zijn. Hierbij bleek dat er nog verschillende oude heipalen in de grond zaten die voor verstoringen zorgden. Deze zijn met behulp van een graafmachine uit de grond getrokken en de locaties daaromheen opnieuw gedetecteerd. Naar aanleiding van de aanwezige verstoringen binnen het werkgebied zijn deze vervolgens benaderd. Daarbij hebben onze collega’s een gewapende Duitse Tellermine antitank landmijn aangetroffen, zoals afgebakend in het historisch vooronderzoek en de projectgebonden risicoanalyse. Deze is hierna veiliggesteld en later geruimd door de EOD. Hiermee is in ieder geval dit stukje Westkapelle een stuk veiliger.
Kijktip
Bent u na het lezen van dit drieluik over de Slag om de Schelde geïnteresseerd in een filmische vertaling hiervan, dan heeft u geluk. Recentelijk is aangekondigd dat de Nederlandse oorlogsfilm “Slag om de Schelde” vanaf 17 december 2020 in première gaat in 200 bioscoopzalen in Nederland.