In haar ruim 22-jarige bestaanshistorie heeft REASeuro vele malen werk mogen verrichten op locaties met een significant belang in de (internationale) oorlogshistorie. In deze longread beschrijven we de opmars van de Britse troepen in de zogenaamde Roerdriehoek in Midden-Limburg en het Duitse grensgebied in januari 1945. Door hedendaagse werkzaamheden in het betreffende conflictgebied, maken we een tastbare verbinding met het verleden!
Na een relatief voorspoedige bevrijding van Zuid-Limburg medio september 1944 stokte het front aan de Duitse grens en iets ten noorden van Sittard. De Geallieerden hadden vol ingezet op het succes van Operation Market Garden welke op 17 september van start was gegaan. Alle beschikbare reserves werden richting Eindhoven, Nijmegen en Arnhem gedelegeerd waardoor de tanks van de Amerikaanse 2nd Armored Division bijna letterlijk zonder benzine kwamen te staan nadat ze Sittard op 19 september hadden bevrijd.
Na het falen van Operation Market Garden ontbrak het de Geallieerden tijdelijk aan een strategie om verder Duitsland binnen te dringen. De vertraging in de opmars had de Duitsers ademruimte gegeven om zich te hergroeperen en in te graven. Verder zuidelijk was het Amerikaanse leger inmiddels in een zware strijd verwikkeld in het Hürtgenwald. Een doorstoot zou moeten wachten tot nieuwe voorraden en eenheden via de haven van Antwerpen konden worden aangevoerd. Kleine Amerikaanse aanvallen vanuit Sittard op de dorpen Holtum en Nieuwstadt hadden succes maar tegen een hoge prijs. Een latere aanval in de Duitse Selfkant net over de grens werd door de Duitsers teruggeslagen. Begin november werden de Amerikanen in dit gebied afgelost door Britse troepen.
Oktober, november en december 1944 waren zware maanden voor de Geallieerden. De Slag om de Schelde, Slag bij Overloon, Operation Clipper en de ellende in het Hürtgenwald waren een zware aanslag op de slagkracht van de Geallieerden. De Duitsers konden zodoende stevig vasthouden aan hun bruggenhoofd over de Roer van waaruit een mogelijke tegenaanval kon worden gelanceerd. Dit besef was ook bij de Geallieerden zeer aanwezig, de Roerdriehoek was hen een doorn in het oog. Een nieuwe operatie werd op touw gezet om de Roerdriehoek te zuiveren van de Duitse aanwezigheid en zo de dreiging van een Duitse aanval in deze sector te verminderen. Deze operatie ‘Operation Shears’ zou medio december plaats moeten vinden, maar werd door aanhoudend slecht weer afgelast. Slechts enkele dagen later begon de Duitse aanval in de Ardennen, wederom zou een doorstoot moeten wachten.
Gedurende de gevechten in de Ardennen werd het de Geallieerden echter steeds meer duidelijk dat de Roerdriehoek ingenomen moest worden, voordat de Duitsers er gebruik van konden maken om een tegenaanval uit te voeren. De Duitsers hadden de dorpen langs de Maas geëvacueerd en in de omgeving waren uitgebreide verdedigingswerken aangelegd. De beschietingen op geallieerde posities in Sittard en de omliggende dorpen waren vanaf december sterk toegenomen, de dreiging van een Duitse aanval hing in de lucht. De Britse troepen in deze omgeving zouden op 16 januari 1945 een nieuwe operatie starten om een einde te maken aan het Duitse bruggenhoofd: ‘Operation Blackcock’.
Voor deze operatie werden drie divisies ingezet, de 7th Armoured Division ‘Desert Rats’ zou op de linkerflank de dorpen langs de Rijksweg van Sittard naar Roermond innemen, terwijl de Schotse 52nd Lowland Division door de Duitse Selfkant zou stoten. De 43rd Wessex Division zou met een korte opmars de rechterflank veilig stellen. Speciale eenheden van de 79th Armoured Division ‘Hobart’s Funnies’ en 1st Canadian Armoured Carrier Regiment ‘Kangaroos’ zouden met gepantserde troepentransporten, vlammenwerpende en mijnenruimende tanks de aanval ondersteunen. Gehoopt werd dat het bij de start van de operatie zou blijven vriezen zodat de tanks geen moeite zouden hebben de bevroren akkers over te steken.
Tegenover de Britten stonden de Duitse 176. Infanterie Division, de 183. Volksgrenadier Division, Fallschirmjägerregiment Hübner en een mix van diverse ondersteunende eenheden. Geen van deze eenheden waren echter op volle sterkte en het moraal van de gewone infanteristen was bijzonder laag. De Fallschirmjägers waren veelal nog wel fanatiek en namen actief deel aan de razzia’s in Roermond in december 1944.
De aftrap voor de operatie vond plaats op 16 januari 1945. In de uren voor zonsopkomst werd een intense artilleriebarrage afgevuurd op Duitse stellingen in de omgeving. Het slagveld werd kunstmatig verlicht met zogenaamd ‘Monty’s Moonlight’, waarbij zoeklichten hun licht weerkaatsen via het wolkendek. Op de linkerflank stak rond 6:30 de Britse infanterie de Vloedbeek over om Dieteren en Susteren in te nemen, kort daarop zouden de tanks volgen. In de Selfkant zou de 52nd Lowland Division op 18 januari meer dan een kilometer open terrein en de Saeffeler Bach oversteken, eveneens kort daarop gevolgd door tanks.
De gewenste vorst was echter plotseling omgeslagen in dooi; de grote hoeveelheid sneeuw van voorgaande weken die begon te smelten maakte van het slagveld een modderpoel. De Royal Engineers hadden grote moeite om onder zwaar Duits artillerievuur een brug over de Vloedbeek aan te leggen. De Britse infanterie zonder tankondersteuning werd in Susteren bijna volledig teruggeslagen door een Duitse tegenaanval. Een enorme Britse artilleriebarrage wist dit te voorkomen maar legde het dorp volledig in de as.
Ook de 52nd Division verloor zijn tanks in de drassige grond nabij de Saeffeler Bach. Zonder tankondersteuning waren de gevechten in de dorpen zwaar. Het was hier dat soldaat Dennis Donnini van de Royal Scots Fusiliers, ondanks een wond aan het hoofd eigenhandig een Duitse positie bestormde, uitschakelde met een handgranaat en een overmacht terug wist terug te dringen met zijn Bren Gun. Tijdens deze actie werd een handgranaat die hij bij zich droeg geraakt waardoor hij zelf sneuvelde. Donnini werd voor deze actie postuum onderscheiden met het Victoria Cross en was met 19 jaar de jongste soldaat tijdens WO2 die deze onderscheiding kreeg toegekend.
Nadat de bruggen over de beken waren aangelegd kon de opmars verder gaan. Met veel moeite werden de dorpen één voor één ingenomen, de Duitse tegenstand was plaatselijk zeer heftig. In Sint Joost boden de Fallschirmjägers van regiment Hübner bijzonder heftig tegenstand. De Britten bestormden het dorp onder begeleiding van vlammenwerpende tanks, zogenaamde ‘Churchill Crocodiles’ en namen het dorp in na heftige man-tegen-man gevechten op 21 januari.
De 52nd brak diezelfde dag via Koningsbosch door naar de Duitse plaats Waldfeucht. Tot hun schrik werden ze hier verrast door Tiger tanks en infanterie die fel weerstand boden. Buiten Waldfeucht werden enkele Tiger tanks uitgeschakeld door Britse 6 ponder kanonnen. Eén van de Tiger tanks wist echter door te dringen tot in het centrum en schoot de huizen waar de Britse soldaten zaten in puin. De aanval stokte omdat de Tiger tank niet door één van de middeleeuwse poorten paste en zich terug moest trekken.
Elders aan het front lijkt de opmars voorspoedig te voorlopen. Op 23 januari wordt Maasbracht zonder grote problemen ingenomen en ook het gehucht Brachterbeek lijkt door de Duitsers te zijn verlaten. Om deze voorspoed uit te buiten hadden Britse commando’s van No. 45 Commando het initiatief genomen om vanuit Brachterbeek door te stoten naar Linne. Net buiten Brachterbeek liepen zij echter in een hinderlaag waardoor enkele soldaten van de commandogroep gewond ter aarde storten. Henry Eric Harden was als hospik ter plaatse en waagde zijn eigen leven om drie van zijn gewonde kameraden terug te halen. Na bij de eerste redding al gewond te zijn geraakt werd hij bij de derde redding door het hoofd geschoten. Harden was 32 jaar, getrouwd en vader van een zoon en een dochter. Hij werd voor zijn actie postuum onderscheiden met het Victoria Cross.
De meest grimmige gevechten waren ondertussen losgebarsten rondom het dorpje Montfort. Het dorp was een belangrijk kruispunt van wegen in de omgeving en zodoende van groot strategisch belang voor beide partijen. Echter was het kleine dorp bevolkt met duizenden evacuees uit de dorpen die al maandenlang in de frontlinie lagen. In een serie van drie bombardementen op het kruispunt werd het dorp nagenoeg volledig verwoest door Typhoons van de Royal Canadian Air Force. Bij de bombardementen kwamen ruim 180 burgers om het leven. Na deze bombardementen braken felle gevechten uit tussen de Fallschirmjägers van Hübner en de tanks van de oprukkende 7th Armoured Division. Tussen de doden en stervende burgerbevolking werd Montfort een hels strijdtoneel waar de Duitsers zich uiteindelijk op 24 januari uit terugtrokken.
Op dezelfde 24e januari was het de 52nd Division gelukt om de grotere plaats Heinsberg in te nemen. De Duitsers zouden Heinsberg nog 30 uur lang bestoken met zware artillerie alvorens zich ook hier gewonnen te geven. De operatie leek langzaam naar zijn einde toe te gaan toen op 26 januari het dorpje Posterholt, door de Duitsers verlaten, werd aangetroffen. De 43rd Division had op de rechterflank zijn doelen ook behaald. De laatste actie vond plaats bij St. Odiliënberg op 27 januari, waar de resterende Duitse troepen zich terugtrokken over de Roer en de brug niet veel later de lucht in ging.
De Britse opmars kwam tot een einde, de doelen leken behaald en de Duitse troepen waren grotendeels teruggedrongen over de Roer. Alleen bij Vlodrop en Herten hielden de Duitsers nog vast aan twee kleine bruggenhoofden. De strijd was hevig geweest en de schade in het gebied was enorm. Aan de start van het offensief had de drie Britse divisies ieder bijna 300.000 artilleriegranaten tot hun beschikking. Van deze bijna 900.000 granaten vielen er in de eerste fase bij Dieteren en Susteren alleen al om en nabij de 100.000 granaten. De burgers waren radeloos bij de aanblik van hun dorpen, de velden lagen bezaaid met mijnen, onontplofte munitie en lijken. Ongelukken kwamen zeker in de eerste jaren na de oorlog erg vaak voor. Het is niet moeilijk voor te stellen dat de bodem in dit gebied vele jaren na de oorlog nog steeds explosieven prijsgeeft.
In de maand die volgde op Operation Blackcock namen de Amerikanen het front weer over van de Britten. Het over en weer schieten met artillerie zou de komende weken weer voortduren. De Duitsers hadden de Rurdammen opgeblazen waardoor de Roer uit zijn oevers was getreden en een Amerikaanse opmars enkele weken moest worden uitgesteld. Deze opmars zou uiteindelijk eind februari en begin maart 1945 onder de codenaam ‘Operation Grenade’ de laatste Duitsers van Limburgs grondgebied verdrijven.
REASeuro heeft in de afgelopen jaren een groot archief opgebouwd over de oorlogshandelingen in de Roerdriehoek om zo de risico’s in het gebied in kaart te brengen. Bij diverse projecten in Midden-Limburg is deze parate en uitvoerige kennis al van groot belang gebleken. Ook nu is REASeuro betrokken bij een groot baggerproject in de Maas waarbij door diepgaand historisch vooronderzoek een nauwkeurig beeld is ontstaan waar en welke explosieven uit de Tweede Wereldoorlog mogelijk zijn achtergebleven.
Voor de geplande baggervakken tussen Roermond en Maasbracht is de informatie van de tijdens Operation Blackcock gebruikte soorten en kalibers niet-gesprongen explosieven (NGE) van essentieel belang om de detectie en het benaderen nauwkeurig uit te voeren. Een belangrijke test die voorafgaand aan de detectie in de Maas plaats heeft gevonden is een zogenaamde Surrogate Item Trial (SIT). Bij een SIT worden een of meerdere surrogaatitems uit de referentiecollectie afgezonken en met de beschikbare detectieapparatuur een proefdetectie onder diverse omstandigheden uitgevoerd. In dit geval werd een inerte Britse 4.2 inch mortiergranaat op de bodem van de Maas aangebracht.
Na de proefdetectie op het surrogaatitem wordt de data van de detectie bekeken. Uit deze detectie kan onder andere worden vastgesteld wat de ideale ‘vlieghoogte’ van de detectiesonde boven de bodem is. Ook krijgen de deskundigen zo een duidelijk beeld van de detectiewaardes en de uitslag die een vergelijkbaar object op de bodem van de Maas kan geven.
Door de uitgebreide database en referentiecollectie waarover REASeuro beschikt kan door het nemen van diverse SITs een selectie gemaakt worden welke ‘targets’ bij de detectie mogelijk NGE zijn en benaderd dienen te worden.
De eigenschappen van de targets en de omstandigheden op de Maas bepalen uiteindelijk ook hoe het voorwerp benadert wordt. In samenwerking met de betrokken partijen bepalen we altijd de meest geschikte strategie om zo tot een efficiënte vrijgave van een gebied te komen.